In 1722 landde de Nederlandse kapitein Jacob Roggeveen op een – voor Europeanen nog onbekend – eiland. Roggeveen voer voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) op de Grote Oceaan ten westen van Zuid-Amerika. Zijn zeekaart gaf op deze plaats geen land aan! Omdat het die dag paaszondag was, noemde hij het eiland dat hij had “ontdekt” Paaseiland.

Al vanaf 300 na Christus hadden zich op dit eiland mensen van Polynesische oorsprong gevestigd. Hun cultureel erfgoed is duidelijk aanwezig en is nog steeds omsluierd met veel mysterie. Het meest bekend zijn de “moai“. Deze  gigantische tufstenen beelden van een soort mensenfiguren, met groottes variërend van 2 tot 20 meter hoog, zouden weergaves zijn van de voorvaderen van de inheemse bevolking.

In 1888 werd Paaseiland, wat de inheemse naam Rapa Nui  (letterlijk: Grote Rots) draagt, geannexeerd bij Chili. De invloed van de Europese zeevaarders en Zuid-Amerikanen hebben de inwoners en de tradities helaas weinig goed gedaan. Hongersnood, ziektes en de ontvoering van vele eilandbewoners om elders gebruikt te worden als slaven, leidden uiteindelijk tot een zeer laag inwonertal. Tegenwoordig is toerisme een van de grootste inkomstenbronnen voor de lokale bevolking.

Sinds 1995 staat Paaseiland op Werelderfgoedlijst van de UNESCO.